Pesticiden worden door de
Dienst Leefmilieu van de Belgische overheid gedefinieerd als chemisch-synthetische producten die dienen om bepaalde insecten, planten of andere ongewenste organismen te doden. Ze worden onder meer gebruikt in de landbouw. Hoewel deze gewasbeschermingsmiddelen van groot belang zijn om de kwaliteit van het gewas te garanderen, brengt het gebruik van deze producten ook de nodige risico’s met zich mee. Om te allen tijde te kunnen garanderen dat deze gewassen gebruikt kunnen worden in de voeding van zowel mens als dier, werden voor de actieve componenten van deze producten maximum
residulimieten (
MRL’s) vastgelegd.
De 2 belangrijkste wetgevingen waarin deze MRL’s beschreven worden zijn Richtlijn 2002/32/EG (ongewenste stoffen in diervoeding) en Verordening (EG) 396/2005 (maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelen in / op levensmiddelen en diervoeders).
Ter verduidelijking van de interpretatie van deze wetgeving door de Belgische autoriteiten, publiceerde het FAVV vorige zomer de omzendbrief bestrijdingsmiddelenresiduen in diervoeders ( PCCB/S1/1587618). Deze omzendbrief werd opgesteld in samenwerking met o.a. BFA.
Naast het voldoen aan de wettelijke normen, kunnen fabrikanten ook zelf de mogelijke risico’s verbonden aan het terugvinden van bepaalde residuen in kaart brengen. Om deze taak gemakkelijker te maken, werd door het FAVV een berekeningstool uitgewerkt. Ook aan het uitwerken van deze tool droeg BFA zijn steentje bij.
Om te garanderen dat diervoeders veilig verbruikt kunnen worden, worden zowel door BFA als door de leden van BFA de grondstoffen aan een intensieve screening op vlak van pesticiden onderworpen. Meer info rond het
sectoraal bemonsteringsplan van BFA.